Emoties herken je niet alleen met je ogen, maar ook met je stem
Deel 4 van de innerlijke spraak serie
Als ontwikkelingspsycholoog doe ik aan de Radboud Universiteit onderzoek naar innerlijke spraak—het stemmetje in ons hoofd. Deze serie op Substack is bedoeld als een toegankelijke introductie. In eerdere essays beschreef ik de ontwikkeling van innerlijke spraak bij kinderen (tip: lees dat stuk eerst), liet ik zien wat er gebeurt bij mensen zónder innerlijke stem, en beschreef ik de rol van innerlijke spraak in het proces van zelfstandig worden. Deze week vertel ik over een experiment dat we hebben gedaan naar de rol van innerlijke spraak in het herkennen van emoties bij kinderen. Ik speculeer ook wat de uitkomsten zouden kunnen vertellen over de rol van taal in het denken.
Soms kan het lijken alsof we emoties uit iemands gezicht kunnen aflezen. Maar achter deze simpele observaties van emotie schuilt een complex psychologisch proces waarover ook onder psychologen nog veel onduidelijkheid bestaat.
De eerste laag van complexiteit van emotieherkenning schuilt erin dat emoties onzichtbaar zijn. Dat lijkt in eerste instantie misschien een gek idee. Je kan mensen immers toch zien lachen, huilen, fronzen en juichen? Wat is daar onzichtbaar aan? Het probleem is: al deze soorten gedrag zijn uitingen van emotie, niet emotie zelf. Er is daarbij ook geen één-op-één relatie tussen emoties en hun uitingsvormen.
Neem bijvoorbeeld lachen en blijheid. Uiteraard gaat blijheid vaak gepaard met een lach. Maar vaak zijn we ook blij zonder dat we daarbij lachen. En bovendien is een lach ook niet altijd een teken van blijheid. Soms lachen we uit ongemak, schaamte of verbazing. Of een lach als een teken van blijheid moet worden geïnterpreteerd—juist, het is een interpretatie!—is afhankelijk van de context.
Volgens de vooraanstaande emotieonderzoeker Lisa Feldman Barrett is ons begrip van emoties niet aangeboren—zoals lange tijd werd gedacht—maar aangeleerd. Daarbij zijn de grenzen tussen verschillende emoties niet zo duidelijk als ze soms worden voorgesteld. Gedurende hun ontwikkeling leren kinderen emoties steeds beter afbakenen.
Deze veranderingen in de manier waarop onderzoekers naar emoties kijken, gaan gepaard met een verschuiving in de manier waarop emotieherkenning wordt gemeten.
In klassieke emotieherkenningstaken verschijnt er een gezichtsuitdrukking in beeld, met daarbij representaties van emotiecategorieën (vaak labels als ‘boos’ of ’bang’). De deelnemer moet dan het juiste label kiezen bij de gezichtsuitdrukking.
Hieronder zie je een voorbeeld uit een variant van een dergelijke taak die ik zelf heb gebruikt.
Hierbij krijgen deelnemers een stapel met foto’s van mensen die verschillende emoties uitbeelden. Aan de deelnemers de opdracht om de foto’s te verdelen over de emoji’s, zodat elke foto ligt bij de juiste emoji.
Tegenwoordig gebruiken onderzoekers ook wel eens een nieuwe variant van deze taak: een vrije emotiesorteertaak. Deze taak doet geen aannames over de emotieconcepten waarmee mensen gezichtsuitdrukkingen duiden.
Deelnemers worden geïnstrueerd om de foto’s in groepjes te verdelen, “zodat iedereen in het groepje zich hetzelfde voelt”. Ze weten dus niet welke emoties er precies in het spel zijn. Zo kun je zien hoe mensen verschillende gezichtsuitdrukkingen uit zichzelf categoriseren in emotieconcepten.
Met dit soort vrije sorteertaken wordt duidelijk dat jonge kinderen nog geen duidelijk afgebakende emotieconcepten hebben. Hele jonge kinderen onderscheiden alleen positieve en negatieve emoties. Het verschil tussen bijvoorbeeld verdrietig en bang—twee negatieve emoties onderling—is voor jonge kinderen vaak nog lastig.
Hoe ouder we worden, hoe nauwkeuriger we onderscheid leren maken in emoties. Er ontstaan steeds specifiekere emotiecategorieën. Neem ter illustratie de indrukwekkende lijst met verschillende soorten moeheid die journalist
een paar weken terug op Substack plaatste.Hoe leren kinderen deze emoties te onderscheiden? Veel onderzoekers gaan ervan uit dat woorden daar een belangrijke rol in spelen. In het kader van ons onderzoek waren we benieuwd of we konden aantonen dat kinderen daarbij actief tegen zichzelf spreken. We vermoeden namelijk dat innerlijke spraak zou kunnen helpen bij het indelen in emoties, door emotielabels in stilte uit te te spreken en dan te reflecteren of het label passend is.
Een probleem waar ik tijdens een groot deel van mijn promotieonderzoek heb geworsteld was: hoe meet je zoiets ongrijpbaars als de innerlijke spraak? Hoe kan je aantonen dat kinderen tijdens een taak tegen zichzelf hebben gesproken? Het probleem is dat bij kinderen vanaf een jaar of vijf de innerlijke spraak steeds meer in stilte plaatsvindt. Dit ontwikkelingsproces beschreef ik uitvoeriger in het eerste artikel in de reeks.
Uiteindelijk kozen we voor een indirecte methode om de rol van innerlijke spraak in emotieherkenning aan te tonen: we blokkeerden de innerlijke spraak, en stelden vervolgens vast wat de gevolgen waren voor de emotieherkenning.
De innerlijke spraak kan worden geblokkeerd door kinderen tijdens een taak een irrelevant woord te laten herhalen op een vast ritme. Dan is het moeilijker voor kinderen (maar niet onmogelijk, probeer zelf maar eens!) om tegelijkertijd nog in zichzelf over andere dingen te praten. Dit heet articulatorische suppressie.
Voor een ons recent gepubliceerde onderzoek voerden kinderen uit groepen 4 en 5, en uit groepen 7 en 8 de hierboven beschreven emotiesorteertaken uit.
De klassieke taak met de emoji’s diende daarbij als een controletaak. We gaan er namelijk vanuit dat innerlijke spraak een belangrijke rol speelt in het interpreteren, en dat de emoji’s samen een context bieden waardoor innerlijke spraak minder nodig is.
Kinderen verrichten de sorteertaken in twee condities. Één keer terwijl ze continu het woord “dinsdag” moesten herhalen op een vaste maat (articulatorische suppressie) en één keer terwijl ze op hetzelfde ritme met hun voet op de grond moesten tikken (motorische suppressie). Het laatste is de controleconditie—de innerlijke spraak wordt hier niet geblokkeerd.
De verwachting was dat kinderen meer moeite zouden hebben met het sorteren op emotie als hun innerlijke spraak geblokkeerd was. Maar dan wel vooral in de vrije emotiesorteertaak.
Wat zagen we? Kinderen uit groepen 4 en 5 maakten inderdaad meer fouten in het vrije sorteren van emoties bij articulatorische suppressie dan bij motorische suppressie. Dat wil zeggen dat ze vaker foto’s van verschillende emoties in hetzelfde groepje legden.
Dit resultaat duidt erop dat jonge kinderen vaak nog actief gebruikmaken van innerlijke spraak bij het interpreteren van gezichtsuitdrukkingen in termen van emotie. (Let op: dit zijn gemiddelden—er waren ook kinderen in deze groep die weinig problemen ondervonden van de articulatorische suppressie. Zie mijn eerdere artikel waar ik beschreef hoe gemiddelden kunnen verdraaien en verhullen.)
Bij de kinderen uit groepen 7 en 8 zagen we geen verschillen. Deze kinderen lijken dus niet meer in zichzelf te spreken bij het categoriseren op emotie.
Samengenomen lijkt het erop dat de innerlijke spraak in een bepaalde fase bijdraagt aan emotieherkenning, maar dat deze rol later in de ontwikkeling verdwijnt.
Dat betekent niet dat bij oudere kinderen het taalsysteem als geheel geen rol meer speelt bij het herkennen van emoties. Er zijn namelijk voorzichtige aanwijzingen dat de manier waarop kinderen woorden begrijpen, samenhangt met hun vermogen om emoties te herkennen. Woordbetekenis vormt een verbindende schakel tussen de taal en de conceptuele ontwikkeling. (Hoe dit precies zit, is misschien een leuk onderwerp voor een toekomstig artikel.)
Onze verwachting is nu dat mensen vooral innerlijke spraak gebruiken wanneer de emotieconcepten nog niet stevig verankerd liggen in het brein. Of in moeilijke, ambigue situaties waarin mensen mentaal hard moeten werken om gedrag te interpreteren. Zodra de emotieconcepten verder zijn ontwikkeld, is de innerlijke spraak vermoedelijk niet meer nodig. Onbewuste activatie van het emotiewoord in het brein is dan genoeg.
Maar er is meer onderzoek nodig om deze voorlopige hypotheses te testen.
Tot dusver hebben we in de reeks gezien dat innerlijke spraak kan bijdragen aan de zelfstandigheid en nu zijn emotieherkenning. Maar innerlijke spraak heeft niet alleen positieve kanten. Het kan ook een stoorzender zijn, en negatief bijdragen aan de mentale gezondheid. Therapievormen als cognitieve gedragstherapie richten zich dan ook vaak op de innerlijke spraak als belangrijke factor in de ontwikkeling van mentale stoornissen zoals depressies. Meer daarover in het volgende essay.
Wat ervaar jij in je hoofd als nadenkt over de emoties en gedachten van andere mensen? Is dat meestal in de vorm van een innerlijke stem, of gaat dat anders? Laat het weten in de comments!
Ik sta op een kruispunt: ga ik verder in de wetenschap, of word ik liever journalist of schrijver? Het Culturele Ik is een poging om mezelf als schrijver te ontwikkelen en een portfolio op te bouwen. Als je hieronder je e-mailadres achterlaat, krijg je nieuwe essays gratis in je inbox. Zo mis je er nooit één, én je steunt mij er ook mee. Elke nieuwe abonnee helpt me weer een stap dichter bij het overtuigen van een redactie of uitgever om met mij samen te werken. Klik op het hartje als je het stuk waardeerde, of laat een reactie achter om te vertellen wat je ervan vond.
Wil je hier meer over lezen?
Over deze studie: De wetenschappelijke paper waarin het bovenstaande onderzoek is beschreven
Over emoties: het boek How Emotions are Made van Lisa Feldman Barrett
Of zie de eerdere essays in de serie over innerlijke spraak:
Deel 1:
Diep vertrouwd en uiterst menselijk: Waar komt dat stemmetje in je hoofd toch vandaan?
Als ontwikkelingspsycholoog doe ik aan de Radboud Universiteit onderzoek naar innerlijke spraak—het stemmetje in ons hoofd. De publicatie van een paper vorige week grijp ik aan als mooie gelegenheid voor een toegankelijke introductie op Substack. Ik doe mijn best het niet te droog te maken—innerlijke spraak is veel te herkenbaar en boeiend om het hier i…
Deel 2:
Innerlijke spraak en de weg naar volwassenheid
Als ontwikkelingspsycholoog doe ik aan de Radboud Universiteit onderzoek naar innerlijke spraak—het stemmetje in ons hoofd. Deze serie op Substack is bedoeld als een toegankelijke introductie. Vorige week beschreef ik de ontwikkeling van innerlijke spraak bij kinderen om zo de culturele oorsprong van de innerlijke spraak te laten zien (tip: lees dat stu…
Deel 3:
Als het stil is in je hoofd: Denken zonder taal en beelden? (Over afantasie)
Als ontwikkelingspsycholoog doe ik aan de Radboud Universiteit onderzoek naar innerlijke spraak—het stemmetje in ons hoofd. Deze serie op Substack is bedoeld als een toegankelijke introductie. In het eerste essay beschreef ik de ontwikkeling van innerlijke spraak bij kinderen om zo de culturele oorsprong van de innerlijke spraak te laten zien (tip: lees…
Boeiend weer! Wat ik me meteen afvraag: zou een kind met TOS dan ook meer moeite met emotieherkenning hebben dan zijn/haar leeftijdgenoten? Heb jij daar enig idee van?
En, nu ik er zo over nadenk: heeft een kind met TOS ook minder innerlijke spraak?