Hoewel we onszelf zien als een tolerant land, kunnen we moeilijk ontkennen dat ook het oordelen in onze volksaard zit. Er zijn maar weinig spreekwoorden zo kenmerkend voor de Nederlandse cultuur als 'Doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg'. Pas je aan, en steek je kop vooral niet boven het maaiveld uit.
De media zijn doordrenkt van onze oordeelcultuur. Talkshow-gasten en journalisten aarzelen niet om woorden als “schande” in de mond te nemen. Maar ook in de literatuur van bijvoorbeeld W.F. Hermans wordt erop los geoordeeld. Zijn anti-intellectualistische boek Onder Professoren is bijvoorbeeld grotendeels een afrekening met de zelfingenomen en elitaire academische wereld. Of neem onze fascinatie voor internetgekkies. We vinden het heerlijk om filmpjes te kijken van mensen die vreemde dingen doen of zeggen op het internet. Ook in het buitenland bestaan er varianten op dit fenomeen (bijvoorbeeld zogenaamde ‘cringe compilations’), maar de mate waarin uitspraken van internetgekkies in ons taalgebruik doordringen en alom worden herkend - “dikke bmw jongen!” - “hooggeleid G” - “Mand!” - “Ik wil kaas, ik ben ook een klant!” - is toch wel opmerkelijk.
Ook de politiek loopt over van de oordelen. Je zou bijvoorbeeld kunnen zeggen dat de hedendaagse rechtse politiek direct gebaseerd is op oordelen. Mensen hebben hun problemen aan zichzelf te danken - hadden ze zich maar verantwoordelijker moeten gedragen. Maar ook linkse mensen kunnen elkaar behoorlijk de maat nemen, en elkaar draconisch afstraffen op het internet voor misstappen.
Het vormen van oordelen is een gewoonte die we gebruiken om ervaringen op te delen in goed en slecht. Oordelen hebben een belangrijke functie: ze helpen ons om een begrip van de wereld te vormen en om beslissingen te maken. Het probleem is dat oordelen een automatisme is geworden – een reflex. Vaak beseffen we niet eens dat we het doen. We nemen waar, en hebben ons oordeel al geveld voordat we er erg in hebben. “Die man is dik.” “Wat een kneus”. “Ik heb het verpest.”
Hoewel het vormen van oordelen zo natuurlijk komt, is overmatig oordelen een ongezonde gewoonte. Vooral als het gaat over anderen of over onszelf. Het vellen van dergelijke oordelen is ten eerste slecht voor onze mentale gezondheid. Door over anderen te oordelen, proberen we onszelf boven hen te verheffen. We vellen een oordeel omdat we ergens bang zijn dat andere mensen over ons oordelen. Door andere mensen voor te zijn hopen we onszelf immuun te maken voor hun oordelen - offensief is het beste defensief. Onze oordelen zou je dus kunnen zien als een teken van onzekerheid. Als je echt zelfverzekerd bent, waarom zou je dan over een ander oordelen?
Helaas werkt oordelen juist averechts. Als je veel over anderen oordeelt, ga je vanzelf ervan uit dat zij dat ook over jou doen.
Zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten.
Zo zorgt oordelen er al snel voor dat we onszelf gaan bekijken door de ogen van andere mensen, en ook onszelf gaan beoordelen. En onderzoek laat zien: oordelen naar jezelf is schadelijk voor de mentale gezondheid. Een zelfveroordelende geest is een typisch kenmerk van depressie.
Daarbij is een oordelende omgeving ook een onprettige omgeving. Als we het gevoel hebben beoordeeld te worden, gaan we letten op ons gedrag. Uit angst voor het oordeel van anderen censureren we onszelf. We creëren een extra barrière tussen onze geest en onze omgeving, met als gevolg dat we ons stroever en minder authentiek tot anderen kunnen verhouden.
Stel je moet publiekelijk spreken, en je moet kiezen uit twee groepen als publiek. Je weet niks over de groepen, op één ding na: de ene groep bestaat uit oordelende mensen, en de andere groep uit oordeelvrije mensen. Voor wie geef je liever de presentatie? Bij wie voel je je vrijer en durf je je schild eerder te laten zakken?
Andersom, als jij je oordeelvrij opstelt, creëert dat vertrouwen. Mensen zullen op die manier meer op hun gemak bij je zijn en zichzelf meer laten zien.
Ik kan niet ontkennen dat ik niet ook heb gelachen om de internetgekkies. Maar als ik er beter over nadenk, is het eigenlijk niet erg aardig. Neem bijvoorbeeld het ‘Ik wil kaas’-filmpje. Ik ben niet haar psycholoog, maar ik kan me voorstellen dat de mevrouw in kwestie een bepaalde vorm van neurodiversiteit heeft. Maar zelfs als dat niet zo is, en ze gewoon een slechte dag had, is het dan niet alsnog wreed dat ze bespot wordt door heel internet-gebruikend Nederland?
Het tegenovergestelde van oordelen is compassie. Waar oordelen een mentale scheiding creëren tussen mensen, zorgt compassie juist voor een gevoel van verbinding. Niet toevallig is compassie een belangrijke hoeksteen van verschillende religies en levensbeschouwingen, zoals het Christendom en het Boeddhisme. Binnen het boeddhisme wordt compassie bijvoorbeeld gezien als een vriendelijke, oordeelvrije houding. Dat wil zeggen dat we ons tot anderen en tot onszelf verhouden zonder in te delen in goed of slecht, of andere labels op onze ervaring te plakken. Onderzoek laat zien dat compassie bijdraagt aan geluk en zelfvertrouwen.
Het mooie van deze ideeën is dat je mij niet op mijn blauwe ogen hoeft te geloven. Je kan het verband tussen compassie en welzijn eenvoudig zelf onderzoeken door middel van introspectie. Je hoeft er alleen rustig voor te gaan zitten en in stilte positieve verwensingen uit te spreken naar anderen of naar jezelf. Probeer de positieve wensen vanuit een warme en oprechte plek te laten komen. Je zou kunnen merken dat je je al snel een beetje gelukkiger voelt, en meer verbonden met anderen. Zelf merk ik na deze oefening altijd dat ik minder met mezelf bezig ben, en ik een warmere klik met anderen ervaar.
Is het dan nooit een goed idee om te oordelen? Dat zou ik niet willen beweren. Oordelen kan gepast zijn als iemand opzettelijk schade aanricht aan anderen of aan de wereld. Kom gerust voor jezelf op, en spreek je uit tegen bijvoorbeeld armoede en mensenrechtenschendingen. Maar dan geldt nog steeds: een oordeel op zichzelf is nutteloos - alleen actie brengt verandering teweeg. En laat mensen die niemand kwaad doen lekker hun ding doen.
Je geest zal je dankbaar zijn.
Dank je wel voor het lezen!
Ik sta op een kruispunt in mijn carrière: ga ik verder in de wetenschap, of wil ik mezelf verder ontwikkelen als journalist of schrijver? Met Het Culturele Ik scherp ik mijn essayistische pen en bouw ik aan mijn portfolio. Als je hieronder je e-mailadres achterlaat, krijg je nieuwe essays gratis in je inbox. Zo mis je er nooit één, én je steunt mij er ook mee. Elke nieuwe abonnee helpt me weer een stap dichter bij het overtuigen van een redactie of uitgever om samen te werken. Klik op het hartje als je het stuk waardeerde, of laat een reactie achter om te vertellen wat je ervan vond.
Als je dit stuk waardeerde, zijn deze essays misschien ook iets voor jou:
We zijn allemaal onzeker. Wie geeft het als eerste toe?
Mijn hele leven al ben ik onzeker. Over mijn uiterlijk, mijn vaardigheden, of ik wel grappig, slim en spontaan genoeg ben.
Dat oordelen dat houdt mijn inziens dan ook nauw verband met Jung zijn idee over de schaduw. Iedereen heeft schaduw en die wordt zichtbaar in hoe we andere waarnemen - omdat we eigenlijk niet echt de ander waarnemen maar meer onze eigen schaduwen projecteren op anderen, alsof het niet over ons zelf gaat dat is veilig, daar voelt het ego zich prima bij.